Balanceren met energie en eiwit

//Balanceren met energie en eiwit

Balanceren met energie en eiwit

Hoe minder ruw eiwit een koe in haar rantsoen krijgt, hoe lager de N-excretie en hoe lager de ammoniakemissie. Deze maatregel die Proeftuin Natura 2000 Overijssel als aanvullende maatregel voor vergunningaanvraag erkend probeert te krijgen, kent echter bij 15-16% ruw eiwit een grens. “Daarna komt het aan op verfijnen”, weet onderzoeker André Bannink van Wageningen UR Livestock Research. “Met meer sturen op de energie/eiwit verhouding komt er meer eiwit in de melk en het vlees en minder in de urine.”

De melkveehouderij heeft de afgelopen jaren al flink aan het eiwitpercentage in de rantsoenen gesleuteld. Bestond het rantsoen van melkkoeien in 1990 nog uit zo’n 25% ruw eiwit, in 2011 was dit al gedaald naar zo’n 16% ruw eiwit. “Dit heeft al een enorme reductie van ammoniak per melkkoe opgeleverd”, weet Bannink, die aangeeft dat ondanks het lagere eiwitgehalte de penswerking en rantsoenbenutting gelijk zijn gebleven en het aandeel krachtvoer in het melkveerantsoen niet is
gestegen. “Er lijken wel mogelijkheden om met verfijning en scherper voedingsmanagement te zakken naar wellicht 14% ruw eiwit in het rantsoen. Je praat dan bij 100 melkkoeien al gauw over 1168 kilo stikstof minder en dat is ongeveer 200-250 kilo ammoniak minder.”

Meer eiwit begin lactatie, minder eiwit einde
Koeien hebben aan de start van de lactatie hun portie ruw eiwit wel nodig, geeft Bannink aan. “Bij deze koeien kun je niet bezuinigen op eiwit, want dat gaat ten koste van voeropname en melkproductie. Maar koeien aan het einde van de lactatie kunnen met een lager ruw eiwit toe. Wanneer je als melkveehouder in groepen kunt voeren, kun je het ruweiwitgehalte in het rantsoen per groep beter sturen. ”

Ook biedt het verder verfijnen of juist loslaten van enkele voerprincipes mogelijkheden. Bannink noemt als voorbeeld het in balans houden van de snelle en langzame fracties van pensbeschikbaar eiwit en energie. “Daarmee bereik je dat er meer van het verteerde eiwit in de melk en het vlees komt en minder in de urine. De penswerking wordt vooral bepaald door de pensbeschikbare energie, en veel minder door het wel of niet in balans zijn van de eiwitfractie, afgezien van situaties met een extreem laag ruw eiwitgehalte. Het aanvullen van de eiwitfracties om de balans met energie te bewaren kan dus een onnodige stijging geven van de N-excretie. “

Ureumgehalte wisselt sterk
Om de eiwitbenutting en de N-excretie te meten zijn de BEX en BEA goede instrumenten. Het gebruik van uitsluitend het ureumgehalte zonder aanvullende informatie als een directe afspiegeling van N-excretie is te onnauwkeurig. “Het ureumgehalte kan sterk wisselen en daarbij is een verhoging of
verlaging niet altijd rechtstreeks in verband te brengen met het eiwitgehalte in het rantsoen en de gerealiseerde N-excretie. Alleen met inzicht in de achtergronden van de sterke schommelingen in het melkureumgehalte wordt het een instrument om veranderingen in de N-excretie in kaart te brengen zoals BEX en BEA dat al doen.”

2017-06-09T16:55:11+02:00