Onderzoek naar ureaseremmers
Het enzym urease zet ureum op de stalvloer en in de mestkelder om in ammonium. Dit ammonium wordt deels omgezet in ammoniak dat vervolgens kan vervluchtigen. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk van onder meer ammoniakconcentratieverschillen, temperatuur en luchtsnelheid. Zolang ureum niet is omgezet tot ammonium kan er ook geen ammoniak uit gevormd worden. Ureaseremmers beperken de activiteit van het enzym urease of maken het enzym inactief. Deze kennis maakt het gebruik van een ureaseremmer om ammoniakemissie te reduceren een interessante optie. Twee pilotveehouders van de Proeftuin hebben aangegeven interesse te hebben in deze methode. Over de werking van dit middel is nog onvoldoende bekend om direct in de praktijk toe te passen.
Vanuit de vraag van de pilotveehouders worden vanuit de Proeftuin gesprekken gevoerd door Wageningen UR met de Universiteit van Kiel. Die universiteit test, in samenwerking met de fabrikant, momenteel de werking van de ureaseremmers, waarbij nog geen aandacht is voor emissiemetingen. Wel experimenteren de onderzoekers met de meest optimale wijze van toediening:
- 1x per dag tijdens het melken in het loopgebied
- Via een mobiele mestschuif
- Met de hand met een rugspuit
Gedeelde conclusie is dat er in dit stadium vooral behoefte is aan een proof of principle op stalniveau gebaseerd op emissiemetingen. Daarnaast moet er nog meer inzicht komen in het effect van ureaseremmers op de gezondheid van de dieren.
Omdat de ureaseremmers een perspectiefvolle maatregel lijkt om ammoniakemissie te reduceren, werken Wageningen UR en de Universiteit Kiel samen verder aan de volgende onderdelen:
- Welke metingen plaats moeten vinden om de proof of principle hard te kunnen maken?
- Hoe is het gebruik van ureaseremmer het best te optimaliseren (wijze van toedienen, hoeveelheid, frequentie)?
- Op welke wijze ontstaat er meer inzicht in een emissiefactor voor deze maatregel?
Na de zomer geeft de Proeftuin een update over de vorderingen. Dan is ook duidelijk wat het beantwoorden van bovenstaande vragen kost, of er voldoende financiering is en of er daadwerkelijk interesse bij een fabrikant is om de benodigde vervolgstappen naar een praktijkrijpe ureaseremmer te zetten.