Ruben ter Braak: “Hogere productie met zelfde emissie“

//Ruben ter Braak: “Hogere productie met zelfde emissie“

Ruben ter Braak: “Hogere productie met zelfde emissie“

Pluimveehouder Ruben ter Braak uit Langeveen is scherp op het verminderen van ammoniakemissie. Hij heeft een warmtewisselaar en denkt erover snijmais als strooisel voor de vleeskuikens te gaan gebruiken. “Echter het ruw eiwitgehalte in het voer met 2% laten zakken zie ik niet zitten.”

Het verminderen van de ammoniakemissie staat bij pluimveehouders al een hele tijd hoog op de agenda, weet Ruben ter Braak, pluimveehouder in Langeveen. “Het leeft in onze sector enorm, niet alleen vanwege het verkrijgen van een NB-vergunning, maar sowieso voor bedrijven die willen uitbreiden.” Zo heeft Ruben met de warmtewisselaar in zijn stal een goed voorbeeld van het verminderen van de ammoniakemissie én een beter rendement. “Het vermindert de ammoniakuitstoot van 80 naar 21 gram per dierplaats per jaar en bovendien levert het een betere groei, voederconversie en minder hittestress op door een beter klimaat. De warmtewisselaar levert geld op.”

Lager ruw eiwit, lager gewicht
Een andere maatregel die de Proeftuin bestudeert, is het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het voer. “Ik weet dat onderzoekers en wetenschappers zeggen dat het prima kan zonder verlies van technische
resultaten, maar ik ben er geen voorstander van”, geeft Ruben aan. “In andere sectoren is dit wellicht een goede maatregel, maar het rantsoen van de vleeskuikens is al behoorlijk uitgekleed, daar zit naar mijn idee geen rek meer in. Ik heb al veel aandacht besteed aan een scherp rantsoen met een relatief laag ruw eiwitgehalte. Als ik het ruw eiwit nog verder verlaag dan vermindert de groei van het pluimvee met als gevolg lagere eindgewichten”, zo is zijn idee. “Als ik aan het einde 50 gram minder gewicht bij de vleeskuikens heb, en een lagere voederconversie betekent dat bij mijn aantallen een omzetverlies
van tonnen euro’s.” Ruben heeft de voeraanpassing ook besproken met zijn adviseur en zijn studiegroep. “Binnen de Proeftuin ben ik de enige pluimveehouder, ik hou dus wel regelmatig ruggespraak met collega’s, studieclub en specialisten.” Maar ook zij zijn niet zo enthousiast. “Ze delen mijn mening dat het verder verlagen van het ruw eiwitgehalte groei kost.” Het ruw eiwitgehalte in het voer varieert van 20,8% aan het begin van de groeiperiode tot zo’n 17,3% aan het eind. “2% minder is dan wel heel veel.”

Snijmais als strooisel
Maar Ruben blijft zoeken naar voor hem goede maatregelen om de ammoniakemissie verder te reduceren. “Ik denk erover om snijmais als strooisel te gaan gebruiken”, vertelt de ondernemer die uitkijkt naar meer informatie en onderzoeksresultaten. “Ik heb uit metingen wel begrepen dat het tot 40% reductie oplevert ten opzichte van gewoon strooisel, dat is zeker de moeite waard. De hele sector is hier enthousiast over.”

Lager ruw eiwit heeft meer voordelen
Bij het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen van de vleeskuikens loop je zeker het risico dat technische resultaten dalen, geeft Jan van Harn, onderzoeker bij Wageningen UR Livestock
Research aan. “Zeker bij bedrijven die top (technische) resultaten draaien. Maar er zijn nog genoeg vleeskuikenbedrijven die niet het maximale uit het voer halen. Daar zijn de technische resultaten niet optimaal waardoor er stikstof verloren gaat.” Deze bedrijven kunnen er volgens Van Harn ook voor
kiezen om voer met wat lagere gehalten aan ruw eiwit te voeren. Zo wordt het managen van de dieren wat makkelijker en de onderzoeker sluit niet uit dat op deze bedrijven de technische resultaten
verbeteren. “Simpelweg omdat de kuikens minder worden ‘gepushed’. ”

“Je kunt de vermindering van de ammoniakemissie op verschillende manieren bereiken. Minder ruw eiwit voeren is wellicht interessanter dan met een duur huisvestingsconcept de emissie naar beneden te brengen.” Een lager ruw eiwit heeft volgens de onderzoeker nog meer voordelen. “Het strooisel wordt
droger. Het scheelt dus in mestafzetkosten. Bovendien hebben de kuikens minder last van voetzoolleasies en dat is met het oog op de monitoring hierop ook weer een voordeel.”

2015-10-30T14:54:37+01:00