Ewald Stamsnieder: “Hogere productie met zelfde emissie”

/Ewald Stamsnieder: “Hogere productie met zelfde emissie”
Ewald Stamsnieder: “Hogere productie met zelfde emissie”2019-02-04T10:42:55+01:00

Ewald Stamsnieder: “Hogere productie met zelfde emissie”

tractorDe melkproductie langzaam verhogen, met behoud van een lage emissie en hoge efficiëntie van stikstof en fosfaat. Dat was het doel van Ewald Stamsnieder uit Geesteren. “We optimaliseren de productie en maximaliseren het saldo.” Eigenlijk is Ewald al tien jaar druk bezig de verschillende emissies op zijn bedrijf te verminderen en de efficiëntie van de mineralen te verhogen. “Misschien zijn we er wel zo druk mee geweest dat we de melkproductie wat uit het oog verloren zijn”, zegt hij kritisch op zichzelf. Het afgelopen jaar steeg de productie van zijn 130 melkkoeien van gemiddeld 7600 kilo melk per koe (afgeleverd aan de fabriek) naar 8600 kilo melk. “We zijn wat harder gaan voeren. De voergoot is ‘s morgens niet meer leeg, maar we zetten in op ongeveer 5% restvoer voor het voerhek.” In de zomer bestaat twee derde van het rantsoen uit vers gras, een derde deel is mais. Naast de productieverhoging richtte Ewald zich uitdrukkelijk op het behoud van zijn goede cijfers voor de ammoniakemissie en stikstof- en fosfaatbenutting. “Ik heb het gevoel dat dat goed is gelukt. Het extra voer is omgezet naar extra liters melk, efficiënt dus. We optimaliseren de productie, terwijl we het saldo blijven maximaliseren.”

Winterrantsoen
Kostprijsbewust als Ewald is, kijkt hij ook naar het rantsoen voor komende winter. “We zijn intensief en moeten voer aankopen, maar de prijzen, vooral voor eiwitproducten, zijn wel hoog.” Daarom overweegt hij meer kuilvoer en minder mais aan te kopen, waarbij hij meer wil letten op het zetmeelgehalte in de aankoopmais. “Dan haal ik meer eiwit binnen en kan ik besparen op soja. Normaal hebben de koeien in de winter 60% mais en 40% kuil in het rantsoen, maar ook die verhouding staat ter discussie.” Ook andere bijproducten zoals maisgluten en aardappelen zijn voor hem een overweging. “Maar ik kijk uitdrukkelijk ook naar hun uitwerking op de BEX en de BEA.” Over 2009 haalde hij een ammoniakreductie die 42% lager lag dan in 2006.

Het doel is de productie verder op te schroeven naar 9000 kilo melk en ook de gehalten
van 4,30% vet en 3,53% eiwit mogen nog wel wat hoger. “Wat meer ruwe celstof in het rantsoen voor een hoger vetgehalte en wat meer zetmeel voor een hoger eiwitgehalte, maar ik ga de productie zeker niet aanjagen. Dat gaat ten koste van de emissies en stikstof- en fosfaatbenutting.” Een streven dat zijn adviseurs wel wat doet fronsen. Is dat wel mogelijk? “Ach, 22.000 liter per hectare produceren en geen mest afvoeren werd ook als onmogelijk gezien. Met de BEX hebben we dat toch ook gered. Er is meer
mogelijk dan je denkt.”

Bemestingsmethode vernieuwen
In het streven de ammoniakemissie te verminderen kijkt Ewald kritisch naar de bemestingsmethode. “Bij het uitrijden van mest is er net zoveel verlies aan ammoniak als in de stal. Terwijl een zodebemester aanpassen en verder verfijnen een goedkopere oplossing is dan het aanpassen of zelfs vernieuwen
van de stal.”

De melkveehouder merkt op dat de techniek van zodebemesten de afgelopen 15 jaar amper vernieuwd is. “We zijn toe aan verfijning. Ik denk daarbij aan bijvoorbeeld het toevoegen van water bij het verwerken van de mest in de grond.” Een mogelijkheid hiervoor is te werken met twee compartimenten in de mesttank of bij elke kouter van de bemester een sproei-installatie aan te brengen, noemt Ewald. “Zodat de mest meteen in de grond trekt. De kostprijs van het uitrijden van een kuub mest gaat dan wel omhoog, maar de benutting is beter en uiteindelijk is het toch een relatief goedkope oplossing.”