Kennisvraag: Verschil depositie bij mestaanwending op mais- of grasland?

//Kennisvraag: Verschil depositie bij mestaanwending op mais- of grasland?

Kennisvraag: Verschil depositie bij mestaanwending op mais- of grasland?

De pilotveehouders van de Proeftuin zoeken samen met hun adviseur naar praktische maatregelen om op hun bedrijf ammoniakemissie te reduceren. Soms ontstaan hierbij vragen over de toepassing of het verwachte effect van een maatregel. Experts helpen bij het vinden van de antwoorden.

Proeftuinadviseur Karel Remmelink (Alfa Accountants) stelde de volgende vraag: Zit er verschil in ammoniakdepositie op natuurgebieden bij de
aanwending van mest op maisland of op grasland?

Antwoord
Bij een gemiddelde mestaanwending vindt er op grasland meer ammoniakemissie plaats dan op bouwland, zeker als op bouwland de mest wordt geïnjecteerd (zie tabel 1). Ammoniak dat vrijkomt wordt door de wind getransporteerd en slaat neer op een nabijgelegen gebied. Dit heet depositie en is slecht voor de natuur. Bij teveel depositie worden planten en kruiden die van arme grond houden, verdrongen en daarmee verdwijnen unieke en zeldzame diersoorten.

Op grasland op zand- of lössgrond gebeurt de mestaanwending met een zodebemester. Op klei- en veengrond mogen ondernemers ook een sleufkouter of sleepvoetenmachine gebruiken. De gemiddelde ammoniakemissiefactoren voor deze machines zijn: 19 procent bij een zodebemester, 23 procent bij een sleufkouter en 26 procent bij een sleepvoetenmachine. Op bouwland is het verplicht om de mest te injecteren of in één werkgang met dezelfde machine onder te werken. De emissiefactoren hierbij zijn respectievelijk 2 en 22 procent.

Een gemiddeld melkveebedrijf brengt ca. 55 ton runderdrijfmest op grasland en ca. 40 ton runderdrijfmest op maisland. Het gemiddelde gehalte aan ammoniumstikstof (dat later kan vervluchtigen als ammoniak) in runderdrijfmest is 2,0 kg per ton. Op basis van de genoemde percentages kan de gemiddelde jaarlijkse ammoniakemissie worden berekend op grasland en bouwland bij de verschillende aanwendingsmethoden (zie tabel 1). Hieruit blijkt dat bij een gemiddelde mestaanwending op grasland meer ammoniakemissie plaatsvindt dan op maisland.


Tabel 1. Jaarlijkse ammoniakemissie op grasland en bouwland bij verschillende aanwendingsmethoden.

Meer factoren van invloed op depositie
Hoeveel van de vrijgekomen ammoniakemissie ook daadwerkelijk neerslaat op een naastgelegen natuurgebied hangt af van de weersomstandigheden en omgevingsfactoren. Er treedt altijd verdunning en verspreiding op. Zo is bijvoorbeeld de windrichting van invloed op de plek waar ammoniak terechtkomt. En ook is bij niet-drogende weersomstandigheden (weinig wind, lagere temperaturen, bewolkt/regenachtig, hogere luchtvochtigheid) de ammoniakemissie minder. Door met deze factoren rekening te houden bij de mestaanwending is ook te sturen op depositie.

2019-02-04T10:43:27+01:00